De Franse cineast Robert Bresson stond erom bekend zijn acteurs met zo min mogelijk emotie te laten spelen. Als dan eindelijk iemand wél expressie toonde, kwam dat extra hard binnen. Het werkt misschien, maar het is de vraag of kijkers wel zo lang willen doorbrengen met personages die een strakke smoel trekken. In het Somalische The Village Next to Paradise gaan de personages ook uitdrukkingsloos door het leven. Het is echter geen stijlkeuze, maar lijkt eerder de norm daar.
Het is niet aan de kijker om te bepalen of personages meer moeten (glim)lachen, maar een film die emotioneel wil raken, loopt risico zijn doel voorbij te schieten als gevoelslevens uitblijven. Regisseur Harawe vroeg zijn acteurs bovendien om bewust lange stiltes te laten vallen tussen zinnen. Dan wordt een speelduur van ruim twee uur al snel een beproeving.
Mamargade, wiens naam pas tegen het einde voor het eerst valt, wordt geïntroduceerd in een scène waarin hij weer eens te weinig betaald krijgt voor het graven van een graf. Zijn zus Araweelo, inwonend bij hem en zijn zoontje Cigaal, verkoopt het genotsmiddel qat. Een klant die al een flinke schuld bij haar heeft, krijgt gratis wat mee. Broer en zus maken een potje van hun inkomen.
Kort daarna krijgt Mamargade een transportklus aangeboden, met de expliciete waarschuwing geen lifters mee te nemen. Even later zit zijn wagen vol lifters. Waarschijnlijk is dit komisch bedoeld, maar de uitvoering is niet erg lollig. Het is illustratief voor zijn patroon van zelfondermijning: hij snijdt zichzelf in de vingers, maar klaagt wel over de tegenslagen in zijn leven.
De film opent met nieuwsbeelden van een droneaanval. Wie op een narratief vervolg daarop gaat wachten, komt bedrogen uit. The Village Next to Paradise voelt als een Westerse arthousefilm: droge slice-of-lifemomenten, trage scènes, lange shots, stilte als stijlmiddel. Gelukkig is de camera stabiel, wiebelige handheld-beelden blijven de kijker bespaard.
Hoe verder de film vordert, hoe meer de trage gesprekken op de zenuwen gaan werken. Even lijkt er sprake van een gestructureerd verhaal, maar de makers raken al snel de draad weer kwijt. Dit is geen cultuurverschil, dit is afkijken van andere films en denken dat deze vorm dieper drama impliceert. Maar dat drama ontstaat pas als het gesprek ergens over gaat of juist iets pijnlijks ontwijkt.
Toch heeft de film kwaliteiten. De sfeer van het dorp Paradise - de ironie van de titel daargelaten - komt sterk over. Enerzijds lijkt het een idyllische plek aan een mooi strand met een heldere, blauwe zee. Anderzijds is het een hel vanwege de armoede en uitzichtloosheid. In de stad zijn de hopeloosheid en de achtergestelde positie van de vrouw voelbaar, bijvoorbeeld wanneer Araweelo geen lening krijgt omdat ze geen man heeft.
Ook Cigaal weet soms te ontroeren. Zijn expressie is even vlak als die van de anderen, maar de schattige jongen komt zachtaardig over. Hij hoeft niet te rekenen op de volwassenen in zijn leven, wat hij sterk overbrengt wanneer hij vergeefs op zijn vader zit te wachten voor de kostschool. Daar klopt het trage tempo ineens wél en kan iets gevoeld worden.
Maar zulke momenten zijn schaars. De introductie met droneaanvallen, kinderbegrafenissen en gesprekken over de kansarme jeugd, bouwt spanning op rond het lot van Cigaal. Maar zodra die niet ingelost lijkt te worden, rijst de vraag: wat probeert deze film ons eigenlijk te vertellen?
The Village Next to Paradise lijkt met oprechte bedoelingen gemaakt, maar voelt ook bewust gemaakt om hoge ogen te gooien in het West-Europese arthouse- en wereldcinemacircuit. Sommigen zullen er ongetwijfeld voor vallen en er meer in zien dan er werkelijk is.